Alkalische Fosfatase
Alkalische fosfatase (ALP) staat bekend als een enzym dat in veel verschillende weefsels te vinden is. Onder deze weefsels vallen de lever, botten, darmen, nieren, placenta en leucocyten. Opvallend is dat dit enzym niet specifiek is voor een bepaald orgaan of functie. Het heeft dan ook een breed scala aan referentiewaarden bij huisdieren, afhankelijk van de diersoort. Dit artikel belicht gedetailleerd de kenmerken, toepassingen en interpretatie van alkalische fosfatase.
Alkalische Fosfatase en Diersoorten: Referentiewaarden
Voor verschillende diersoorten gelden verschillende referentiewaarden voor de niveaus van alkalische fosfatase. Bovendien verschillen de referentiewaarden van labo tot labo, eigenlijk zelfs van machine tot machine. Op basis van klinische bevindingen zal een labo haar referentiewaarden dan ook steeds bijsturen. Het is daarom belangrijk om bij de interpretatie van bloedwaarden, steeds te vergelijken met de normaalwaarden voor dat specifiek labo.
Wat doet alkalische fosfatase in het lichaam?
Alkalische fosfatase speelt een essentiële rol in het metabolisme van organismen, vooral door zijn functie als een hydrolase enzym. Het katalyseert de hydrolyse van fosfomonoesters, een proces dat bijdraagt aan het fosfor- en energiemetabolisme van cellen. Bij de productie van dit enzym in de levercellen wordt het ingebouwd in het celmembraan van de galcanaliculi, een netwerk van microscopisch kleine kanalen in de lever die gal vervoeren. In geval van cholestase of andere leveraandoeningen kan ALP vrijkomen in de bloedbaan, wat resulteert in verhoogde ALP-niveaus in het bloedserum. In het geval van botten, draagt ALP bij aan de vorming van hydroxyapatiet, een essentieel mineraal dat helpt bij botmineralisatie. Ook in de placenta, nieren en darmen is ALP actief, waar het verschillende metabolische functies vervult. De halfwaardetijd van het enzym varieert op basis van de bron en de diersoort, wat wijst op verschillen in metabolische processen tussen soorten.
Leverenzymen versus Leverfunctietesten
Het is van cruciaal belang om te begrijpen dat leverenzymen, zoals ALP, geen indicatoren zijn van de algehele werking van de lever. Ze dienen veeleer als merkers voor leverschade. Hoewel deze enzymen essentieel zijn, geven ze weinig inzicht in het soort letsel. Ze geven evenmin een beeld van de algemene functionele status van de lever, de omvang van het letsel (lokaal versus diffuus) of de omkeerbaarheid ervan. Bovendien geeft de omvang van de enzymwaarden geen directe correlatie met de ernst van de situatie, hoewel er wel een verband bestaat met het aantal betrokken cellen. Vaak worden verschillende leverenzymen samen geëvalueerd. Wil je meer lezen over bijvoorbeeld ALT? Kijk dan zeker eens hier.
Belangrijke Indicaties
Alkalische fosfatase wordt meestal getest bij vermoeden van leveraandoeningen of cholestase.
Eigenschappen van Alkalische Fosfatase
Zoals eerder vermeld, is alkalische fosfatase een niet-specifiek enzym. Het is een microsomaal en celmembraangebonden eiwit dat voorkomt bij grote huisdieren en een breed scala aan referentiewaarden kent. Dit enzym is aanwezig in diverse weefsels:
- Lever: Het wordt geproduceerd door hepatocyten en epitheel van het galstelsel.
- Bot: Het wordt geproduceerd door osteoblasten, bijvoorbeeld bij jonge dieren in de groei en bij bepaalde vormen van botkanker zoals osteosarcoom.
- Darm, nier, placenta: Deze organen zijn geen belangrijke bronnen van ALP.
- Leucocyten: Bij paarden zorgen neutrofielen voor een geringe stijging in het serum.
Vanuit klinisch oogpunt zijn de iso-enzymen van lever- en botweefsel het belangrijkst. De halfwaardetijd van ALP is afhankelijk van de bron en de diersoort.
Stabiliteit van Alkalische Fosfatase
De stabiliteit van alkalische fosfatase hangt sterk af van de bewaarcondities. Het enzym blijft 7 dagen stabiel bij temperaturen van 15-25 °C of 2-8 °C. Bij koelere temperaturen, specifiek (-15) – (-25) °C, kan de stabiliteit oplopen tot 2 maanden.
Interpretatie van Alkalische Fosfatase Niveaus
De niveaus van alkalische fosfatase kunnen variëren afhankelijk van verschillende factoren.
Fysiologische variaties: Bij jonge, groeiende dieren kunnen de niveaus 2-10 keer hoger zijn dan bij volwassen dieren. Meestal worden de volwassen referentiewaarden bereikt op een leeftijd van 15 maanden.
Pathologische variaties: Bij lever- en galwegziekten, zoals cholestase, kan het niveau van ALP stijgen. Dit komt doordat de ophoping van galzuren in hepatocyten de productie van alkalische fosfatase stimuleert. Een stijging van bilirubine is echter een betrouwbaardere indicator bij cholestase.
Het begrijpen van deze variaties en hun betekenis is van cruciaal belang bij het interpreteren van testresultaten voor alkalische fosfatase. Dit is belangrijk voor zowel dierenartsen als eigenaren van huisdieren om een beter beeld te krijgen van de gezondheid van hun dieren.
Leave a reply