Wormen bij honden en katten

Worminfecties komen vaak voor bij honden en katten. Sommige wormen veroorzaken milde klachten, andere kunnen ernstige gezondheidsproblemen geven — niet alleen bij het dier, maar soms ook bij de mens. Gelukkig zijn de meeste wormen goed te behandelen én te voorkomen. In dit artikel ontdek je welke wormen het vaakst voorkomen, hoe huisdieren ermee besmet raken, hoe je ze kunt behandelen en wat je kunt doen om infecties te vermijden.

Soorten wormen bij honden en katten

1. Rondwormen (Toxocara canis en Toxocara cati)

Rondwormen behoren tot de meest voorkomende darmparasieten bij honden en katten. Ze lijken op spaghetti, kunnen tot 18 cm lang worden en leven in de dunne darm. Honden en katten raken vaak al als pup of kitten besmet, via de moedermelk of nog tijdens de dracht. Ook volwassen dieren kunnen besmet raken door het oplikken van eitjes uit besmette grond of uitwerpselen.

Symptomen zijn onder andere een bol buikje, doffe vacht, diarree of braken. Bij ernstige infecties kan er zelfs een worm in het braaksel te zien zijn. Rondwormen kunnen ook gevaarlijk zijn voor mensen, vooral voor jonge kinderen. Daarom is preventie cruciaal.

2. Haakwormen (Ancylostoma spp., Uncinaria spp.)

Haakwormen zijn kleine, dunne wormen die zich met haakjes vastzetten in de darmwand en zich voeden met bloed. Ze kunnen ernstige bloedarmoede veroorzaken, vooral bij jonge of verzwakte dieren. Besmetting gebeurt via orale opname, door het eten van besmette prooien of grond, of via de huid (bijvoorbeeld via de voetzolen).

Typische klachten zijn gewichtsverlies, bleke slijmvliezen en bloederige diarree. Ook mensen kunnen via de huid besmet raken en jeukende huidletsels krijgen (cutane larva migrans).

3. Zweepwormen (Trichuris vulpis)

Zweepwormen komen voor bij honden, zelden bij katten. Ze leven in de dikke darm en veroorzaken daar irritatie. Besmetting gebeurt via opname van infectieuze eitjes uit de omgeving. Deze eitjes kunnen jarenlang overleven in vochtige grond.

Honden met een zweepworminfectie kunnen bloederige diarree krijgen, soms afgewisseld met normale ontlasting. In ernstige gevallen ontstaat er bloedarmoede of gewichtsverlies.

4. Lintwormen (Dipylidium caninum, Taenia spp., Echinococcus spp.)

Lintwormen zijn platte, gesegmenteerde wormen. Ze hechten zich vast aan de darmwand van de hond of kat en voeden zich met verteerd voedsel. De meest voorkomende soort, Dipylidium caninum, wordt overgedragen via vlooien. Als een dier tijdens het likken een besmette vlo inslikt, kan het besmet raken.

Typisch zie je bij besmetting kleine, witte segmentjes (zoals rijstkorrels) rond de anus of in de ontlasting. Andere soorten, zoals Taenia, worden overgedragen door het eten van prooidieren zoals muizen. De gevaarlijkste soort voor mensen is Echinococcus, die bij de mens ernstige leverproblemen kan veroorzaken.

5. Hartwormen (Dirofilaria immitis)

Hartwormen zijn langwerpige wormen die leven in het hart en de longslagaders. Ze worden overgedragen door muggen. Een beet van een besmette mug kan larven (microfilariae) injecteren in de bloedbaan van de hond of kat. De larven migreren naar het hart, waar ze zich ontwikkelen tot volwassen wormen. De ziekte is vooral een risico in warmere gebieden, maar door klimaatverandering rukt de hartworm op richting België.

Symptomen zijn onder meer hoesten, sloomheid, benauwdheid en uiteindelijk hartfalen. Bij katten verloopt een infectie vaak met vage symptomen, en diagnose is moeilijker.

Meer info: American Heartworm Society – Heartworm Basics

Hoe raken honden en katten besmet?

Besmetting gebeurt op verschillende manieren, afhankelijk van de wormsoort:

  • Via moedermelk of placenta: Rond- en haakwormen kunnen al tijdens de dracht of via de melk worden overgedragen.
  • Via besmette grond of ontlasting: Veel wormeitjes overleven lang in de omgeving.
  • Via vlooien of muggen: Lintwormen gebruiken vlooien als tussengastheer; hartwormen gebruiken muggen.
  • Via rauw vlees of prooidieren: Katten en jagende honden lopen risico op lintworminfecties.

Jonge dieren zijn extra vatbaar door hun onvolgroeid immuunsysteem. Bij katten die buiten jagen, en honden die vaak loslopen in parken of velden, is de kans op besmetting aanzienlijk groter.

Behandeling van worminfecties

Ontwormingsmiddelen

De meeste wormen zijn goed te behandelen met ontwormingsmiddelen (anthelmintica). Veelgebruikte werkzame stoffen zijn:

  • Fenbendazol: werkzaam tegen rondwormen, haakwormen, zweepwormen.
  • Pyrantel: werkt snel tegen rondwormen en haakwormen.
  • Praziquantel: specifiek voor lintwormen.
  • Milbemycine en ivermectine: combineren behandeling van inwendige wormen met hartwormpreventie.

Ontworming gebeurt meestal in één of twee doses, met herhaling na 2–4 weken indien nodig. Bij ernstige besmetting kan aanvullende behandeling nodig zijn, zoals infuus of bloedtransfusie.

Behandeling van hartworm

Hartworm vereist een specifieke en langdurige behandeling onder toezicht van een dierenarts. Volwassen wormen worden bestreden met melarsomine, en er worden vaak voorafgaand antibiotica (zoals doxycycline) en ontstekingsremmers ingezet. Gedurende de behandeling moet de hond strikt rusten om complicaties te vermijden.

Bij katten is behandeling ingewikkelder, omdat er geen veilig geregistreerd product beschikbaar is om volwassen hartwormen te doden. Meestal wordt gekozen voor ondersteunende therapie en preventie.

Natuurlijke alternatieven?

Hoewel sommige mensen natuurlijke middelen zoals knoflook, pompoenpitten of kruidenmixen aanbevelen, is er weinig wetenschappelijk bewijs dat deze middelen effectief zijn. Ze mogen dus nooit als vervanging dienen van een bewezen ontwormingsmiddel. Bij twijfel: raadpleeg altijd een dierenarts.

Hoe kun je worminfecties voorkomen?

1. Ontworm op tijd

Volg een vast ontwormingsschema, aangepast aan de levensstijl van je huisdier:

  • Pups en kittens: elke 2 weken vanaf 2 weken oud tot 12 weken, daarna maandelijks tot 6 maanden.
  • Volwassen dieren: minstens 4x per jaar, of vaker bij verhoogd risico.

Je dierenarts kan je helpen met een schema op maat.

2. Voorkom contact met besmette bronnen

  • Ruim uitwerpselen dagelijks op.
  • Laat honden niet snuffelen aan of eten van uitwerpselen van andere dieren.
  • Houd katten zoveel mogelijk binnen of beperk het jachtgedrag.

3. Behandel vlooien en muggen preventief

Gebruik maandelijks een effectief middel tegen vlooien en teken. Let erop dat sommige spot-on producten ook bescherming bieden tegen hartworm, zoals moxidectine of selamectine.

Bij reizen naar of wonen in risicogebieden (Zuid-Europa) is extra bescherming tegen muggen essentieel. Denk aan muskietennetten, binnen houden tijdens schemering en preventieve middelen op advies van je dierenarts.

4. Hygiëne in en rond het huis

Zorg voor een schone leefomgeving, vooral bij jonge kinderen. Was regelmatig je handen, vooral na het opruimen van ontlasting. Laat kinderen niet spelen in niet-afgedekte zandbakken. Reinig regelmatig de kattenbak en vermijd contact met besmette grond.

Conclusie

Worminfecties bij honden en katten zijn meestal goed te behandelen, maar nog beter te voorkomen. Door op tijd te ontwormen, hygiëne te bewaren en risico’s in te perken, bescherm je je dier en ook jezelf. Regelmatige controles bij de dierenarts blijven essentieel, zeker in risicogebieden of bij jonge, oudere of zieke dieren. Vraag gerust aan je dierenarts welk ontwormingsschema en product het beste past bij jouw dier. Zo houd je je viervoeter gezond en je omgeving veilig.

Internationale informatiebronnen

Meer informatie over belangrijke worminfecties en preventie bij honden en katten:

Leave a reply